Het gesprek ging laatst aan de keukentafel over robotisering. Ik uitte mijn zorgen tegenover mijn pubers over het feit dat robots in de nabije toekomst een steeds grotere rol gaan spelen. Ze wuifden mijn zorgen weg. Het zou wel loslopen met die Star Wars-praktijken. Bovendien is Star Wars tof, dus hoe erg is het dan allemaal? En ik moest ook niet zo ouderwets denken.

Zelfscankassa’s

Robots, techniek, automatisering, het hoort er gewoon allemaal bij. Maar zo snel liet ik me niet wegzetten, ik wilde toch dat ze er langer over nadachten dan deze paar minuten aan tafel. In de plaatselijke supermarkt waren zelfscankassa’s geplaatst. Hoe dachten ze daar dan over? Want een bijbaantje als kassière zit er dan niet meer in als een robot het werk overneemt. Ik dacht dat dit dichtbijhuis-voorbeeld hen wel aan het denken zou zetten. Maar ze vonden die zelfscankassa juist heel handig. Nu konden ze lekker snel afrekenen, in plaats van in de rij te staan.

En er waren gerust nog genoeg andere bijbaantjes te vinden, dus nee, ze zagen nog steeds niet in waar ik me zo druk om maakte. Ondertussen lees ik over hoe robotisering miljoenen banen bedreigt, en hoe ons werk onherkenbaar gaat veranderen. En daar maak ik me dus zorgen om, want wat staat mijn pubers straks te wachten? Dan kun je lekker snel afrekenen en zit je de rest van de dag thuis met je snel gekochte boodschappen.

Een paar dagen later sta ik met mijn pubers in de supermarkt. Onder dwang, ‘Wil je eten, dan moet je helpen’, zijn ze meegekomen omdat ik geen zin heb om alle boodschappen alleen te sjouwen. De zelfscankassa’s zijn buiten dienst en dus staan we in de rij bij een kassa waar, hoe ouderwets, een kassière alles scant.

Dit gaat héél lang duren

De pubers laten hun schouders zakken, rollen met hun ogen, en slaken diepe zuchten. ‘Hoe. Lang. Duurt. Dit?’, vraagt de een met gevoel voor drama. ‘Fijn hè, in de rij staan’, zegt de ander met gevoel voor ironie. Ik zeg heel verstandig niks terug en zie nog net, voordat ik me omdraai zodat ik hun getergde gezichten niet hoef aan te schouwen, dat ze hun telefoon uit hun zak hijsen zodat ze al append, gamend, en Youtubend die paar minuten dat we in de rij staan kunnen doden.

Voor ons staat een oude man. Voorzichtig duwt hij het winkelwagentje waarin een paar boodschappen liggen richting kassa. Zijn schoenen slepen over de grond, zijn handen bibberen. Mijn pubers kijken ernaar en trekken hun dit-gaat-echt-heel-lang-duren-gezicht. En eerlijk is eerlijk, dat denk ik ook. Want we zijn al laat, en ik moet nog koken, en de een moet straks trainen, en de ander naar wiskundebijles, en ik moet ook nog een opdracht voor mijn werk afmaken.

Net als ik me bedenk dat ‘even snel een paar boodschappen doen’ niet bestaat, en dat ik nu best wel die zelfscankassa’s goed kan gebruiken, vraagt de kassière op luidde toon aan de oude man hoe het met hem gaat. Hij houdt zijn hoofd een beetje scheef zodat hij haar kan horen en mompelt dat het wel oké gaat. Dan vraagt de kassière hoe het met zijn vrouw gaat, want die heeft ze al een tijdje niet gezien. Mijn pubers zuchten hoorbaar, ik hop ongeduldig van mijn ene op mijn andere been.

Huilen en omhelzen

En dan barst de oude man voor ons in tranen uit en vertelt dat zijn vrouw twee weken geleden overleden is. En dat hij haar zo ontzettend mist. 70 jaar waren ze samen, en nu is hij helemaal alleen. En weet hij ook niet hoe het nu allemaal verder moet. Zijn tranen vallen op zijn bibberde handen die op zijn boodschappen op de rolband liggen. Het lukt hem niet meer om ze op te pakken. Zijn schouders schokken.

De kassière staat ineens op. Met haar buik duwt ze haar stoel naar voren en loopt achter haar kassa vandaan naar de oude man en omhelst hem. Hij verdwijnt in haar stevige armen en ik zie zijn schouders ontspannen, waarschijnlijk voor het eerst in deze voor hem intens verdrietige en angstige periode. Hoe hou je je sterk als negentigplusser? Hoeveel mensen zijn er nog om je heen om je te troosten? Bij wie kun je als je zo oud bent uithuilen? Wie luistert er naar je? Of heeft er nog tijd voor je?

Zachtjes huilt de oude man in haar armen terwijl de kassière hem sust dat het oké is. Ze kijkt heel even naar mij. Met tranen in mijn ogen knik ik dat het goed is. Dat ik geen haast heb. Ze laat de man zijn verhaal doen, zo goed en kwaad als hij dat kan. Achter me voel ik niet alleen mijn pubers, maar de hele rij stil worden.

Een winkel in tranen

Als ik omkijk staat de helft van de mensen in de rij met tranen in hun ogen. En ook in de twee rijen daarnaast zijn mensen ontroerd. Niemand zucht. Niemand hopt meer van zijn een op zijn andere been. Niemand kijkt meer geërgerd op zijn horloge. Ook mijn pubers zijn zichtbaar geraakt. Niemand zegt iets, we kijken allemaal naar de kassière en de oude man.

Na een paar minuten zegt de kassière net zo resoluut als dat ze opstond, dat ze weer verder moet. Ze helpt de man met zijn boodschappen in zijn tas doen en neemt weer plaats. Met een brok in mijn keel piep ik dat dat bijzonder lief van haar was. Ze wuift mijn woorden weg, ‘Tuurlijk doe je zoiets, wat had ik anders moeten doen?’

Belangrijke les

In de auto beginnen mijn pubers pas weer te praten. ‘Dat was wel heel mooi van die vrouw’, zegt de een. ‘Wat fijn voor die man dat ze dat deed’, zegt de ander. Dan zijn ze even stil. ‘Weet je mam, een robot zou dit nooit kunnen doen’, besluiten ze dan.

Ze hebben gelijk. Ik had geen beter voorbeeld kunnen bedenken dat mijn angst verwoordt. Ineens besef ik me ook dat baantjes inpikken niet eens het grootste probleem is van robotisering, maar dat de aandacht voor elkaar verdwijnt. Als stil protest besluiten we om voortaan die scankassa’s niet te gebruiken en altijd bij een kassière in de rij te gaan staan.