Als je iemand al je hele leven kent dan heb je met een beetje geluk een zak vol ongeëvenaarde, onovertroffen momenten die alleen van jullie zijn. Waar alleen jullie de waarde van kennen, de herinneringen delen, de context begrijpen. Voorwaarde is natuurlijk wel dat je elkaar een beetje kunt pruimen. Zoete herinneringen beklijven nu eenmaal beter. Nou heb ik het geluk dat ik mijn broer al mijn hele leven ken en dat we elkaar ook nog eens bijzonder lief vinden. Mijn zak is dus aardig vol. Met mooie, bijzondere en hilarische herinneringen.

Terug naar vroeger

Met een woord kan ik mijn broer meenemen in een van mijn vele herinneringen aan ons. Zeg ik ‘bochie-bochie-boem’ dan zit hij net als ik weer op zijn kleine rode fiets en fietst hij eindeloos op het erf achter ons huis in kleine rondjes achter mij aan totdat een van ons valt, of uit de bocht vliegt en tegen de perenboom aan rijdt. Als ik het heb over ‘het ijspad’ dan sluipt hij weer met mij in het donker stiekem het huis uit, door de tuinen van de buren naar het ondergespoten weiland achter ons huis dat als ijsbaan fungeert. Om ons nek bungelen standaard te grote of te kleine schaatsen omdat deze bij ons thuis louter op de groei werd gekocht en we die verplicht moesten dragen totdat onze tenen blauw van het knellen waren.

Zeg ik ‘knikkerbult’ dan voelt hij net als ik de meer dan twintig bulten op zijn hoofd omdat we elkaar in een boze bui met een zak knikkers om de oren sloegen. Ik hoef het woord ‘Renault4’ maar uit te spreken of we zitten weer samen opeengepakt op de achterbank van het legergroene autootje op weg naar het Gardameer, wat gezien de hoogte van de bergpassen en de staat van de auto op alle fronten een prestatie was. We steken sigaretten aan die we, nadat we stiekem een trekje nemen, doorgeven naar de voorbank en tussen de vingers van onze vader leggen.

Heb ik het over ‘Oud en Nieuw ‘84’ dan zijn we op ons eerste jaarwisselingsfeestje zonder ouders en komen we te laat en te dronken thuis. ‘Lucratief handeltje?’ We zijn onmiddellijk terug in de kantine van onze middelbare school waar we onder de tafel de door onze moeder gemaakte boxershorts voor 5 gulden per stuk van de hand doen en een redelijk illegaal fortuin vergaren. En bij het woord ‘stripper’ staan we midden in de studentenkamer van mijn broer waar op tien vierkante meter vijftig studentes kijken naar een striptease van mijn vader een oom, dat een nogal flink uit de hand gelopen weddenschap betrof.

De wereld van mij en mijn broer

Al deze woorden zeggen niemand iets, maar nemen mijn broer en mij mee naar een andere wereld. Onze wereld. Het heeft iets geheimzinnigs, alsof we een taal spreken die niemand begrijpt. In onze woorden liggen ultiem geluk en intens verdriet. De herinneringen die ze oproepen zijn waardevol en intiem, maar bovenal vertrouwd. Het zijn onze verhalen, verhalen waarop ons bestaan is gestut. Ze vormen de basis voor de levens die we hebben en de personen die we zijn geworden. Ik kan me onze eerste ontmoeting niet herinneringen. Hij ook niet. Naar het schijnt zei hij ‘aah lief’, ik begon op mijn beurt te schreeuwen. Ondanks de valse start van mijn kant is het gelukkig helemaal goedgekomen.